Elk plaatje van mijn presentatie bevat een stukje van een schilderij van mijn moeder als achtergrond. Het is onaf. Ze wilde een vrouw weergeven. Aan het einde van de presentatie kom ik terug op het vormgeven van deze vrouw. In de tussentijd moet u dit onaffe beeld uit zien te houden.
Drie keer in mijn leven heb ik een psychose meegemaakt, voordat ik voor de eerste keer moeder werd. Ik wilde graag moeder worden. Ik erkende dat dat het voor mij een risico voor een nieuwe psychose met zich mee zou brengen. Mijn man en ik zochten begeleiding en kwamen zodoende in contact met een gespecialiseerde psychiater. ‘Een kraambedpsychose, dat wil je natuurlijk ten koste van alles voorkomen, nietwaar?’ vroeg hij. Zijn advies was om preventief lithium te gebruiken en me preventief op te laten nemen tijdens de kraamtijd. Ik wilde echter ontvankelijk zijn voor wat zou komen en cocoonen met bekende gezichten en de sfeer van thuis. In samenwerking met mijn vrijgevestigd psychiater hebben mijn man en ik goede extra zorg en begeleiding georganiseerd voor thuis[1].
Gelukkig heb ik twee keer een kraamtijd meegemaakt zonder ziek te worden. Ik ben blij dat ik niet de zogenaamde ultraveilige route naar moederschap heb gekozen, aangezien het door angst van medici van ingegeven. Volgens mijn psychiater is angst een belangrijke factor die bepaalt of ‘gewoon’ veranderd bewustzijn escaleert in een psychose. Hij creëerde samen met mijn man en de extra zorgverleners een sfeer van vertrouwen gedurende die eerste twee weken waarin ik behoorlijk out-of-tune was. Uiteindelijk ebden de hallucinaties zonder medische interventies weg. Hoewel ik het zelf liever geen hallucinaties noem.
Mijn kraamtijdwaarnemingen geven een inkijkje in hoe ik als jonge moeder schuivende grenzen heb ervaren tussen wat ‘eigen’ en wat als ‘vreemd’ is. Het heeft mijn aannames over ‘binnenwereld’ en ‘buitenwereld’ aan het wankelen gebracht op een manier die denk ik transformatief en heel gezond is. In deze lezing vertel ik hoe grenzen schoven en welk pad ik heb bewandeld. Vervolgens probeer ik de ervaringen te duiden en te interpreteren, eerst in vergelijking met de ‘veranderde waarneming’ bij ‘synesthesie’, maar uiteindelijk in het kader van de filosofie van ‘atmosferen’ en ‘waarnemingen in geboortetoestand’. Laat ik om te beginnen met enkele vreemde gewaarwordingen illustreren hoe ‘eigen’ en ‘vreemd’ lijken te schuiven bij mij tijdens het baren.
Tijdens de weeën raakte ik in een goede soort trance, één met mijn lijf en de pijn. Helaas was het erg druk op de afdeling toen ik volledige ontsluiting had. Toen ik voelde dat het tijd was om te baren kreeg ik de opdracht: ‘houd de weeën maar zo lang als je kan tegen’. En de medici verlieten de ruimte. Vanaf dat moment heb ik mij tot het uiterste uitgeput door ‘omhoog’ te denken tijdens het puffen en mij te centreren in mijn bovenlijf als tegenwicht op mijn onderlijf. Van ‘mijn lijf zijn’ was geen sprake meer, hooguit was ik één met mijn bovenlijf. Het was een gevecht van bovenlijf en geest tegen de natuurkracht van beneden. Toen men kon assisteren met de baring waren de persweeën weg en er was een medische ingreep nodig. Gelukkig werd mijn zoontje gezond geboren.
Ik herinner mij sterk de geur na de bevalling. Een weeïge lucht, onaangenaam penetrant en alomvattend als een dreinend vals akkoord. Ik vroeg me af waar die lucht vandaan kwam. Later, toen ik dat aan de doula vertelde, was zij verbaasd. Zij had die afkeer niet gehad en zoals altijd had zij juist genoten van de geur van een bevalling. Geur van de bevalling? Mijn geur dus? Ook mijn man bevestigde dat de geur uit mijn lichaam kwam. Ik had mijn eigen lichaamsgeur nog nooit zo ervaren. Hoe kon misselijkheid nou veroorzaakt worden door een geur van binnenuit? [2] Het vruchtwater kon duidelijk niet alleen aan mijzelf worden toegeschreven, maar ook aan mijn zoon. Maar zou ik mijn zoon niet als deel van mijzelf moeten ervaren? Misschien was de oorzaak anders. Ik had ook meer en meer afstand gevoeld tot mijn onderlijf. Was ik wellicht gedissocieerd geraakt? En toch. De geur kwam onmiskenbaar uit mijn lichaam. Ik vond het heel verwarrend.
Een tegenovergestelde ervaring wat betreft uitscheiding maakte ik in de kraamtijd [1]van mijn tweede zoontje mee. De geur van de ontlasting van de borstgevoede baby gedurende de dag leek zó sterk op de geur van mijn ontlasting dat ik het soms aan mijn eigen lichaam toeschreef. Ik ervoer dat iets wat ik ‘van mij’ zou noemen, namelijk mijn spijsvertering, zich gedeeltelijk buiten mijn lichaam afspeelde. Deze synchronisatie gaf mij een gevoel van ‘uitgebreid zijn’.
Niet alleen geur, maar ook geluid leek soms onbestemd. Ik nam bijvoorbeeld een klank waar voordat ik een mond kon aanwijzen als bron. Er hing dan tijdelijk een ‘ih’-wolk in de lucht en die drong op meerdere manieren door in de uitingen van de mensen in de ruimte. De baby maakte ‘ih’-achtige geluiden, de kraamverzorgster kirde met ‘ih’-klanken en in het praten van anderen hoorde bovenmatig veel ‘ih’-klanken.
Subtiele mimiek en bewegingen leken op dezelfde manier ‘in de lucht te hangen’ met als gevolg dat bewegingen, inclusief mijn eigen bewegingen, soms verbazend synchroon liepen, als in een dans. Er leek zo weinig toeval te zijn dat ik me in psychotische staat vast zou hebben afgevraagd wie de choreograaf van dit alles was.
Ik was regelmatig wanhopig, bijvoorbeeld vanwege de borstvoeding. Deze had een onvoorzien heel lastig bijeffect.
Dat bijeffect was de gezichtsuitdrukking. Doordat de bijbehorende gezichtsuitdrukking overal opdook leek ook wanhoop ‘in de lucht te hangen’. Het door blijven ademen in die wolk van wanhoop gaf onrust en was misschien nog wel de meest uitdagende sensatie. Ik had een extern tegenwicht nodig om die wolk te veranderen.
Het bezoek van mijn psychiater kwam als geroepen en bood precies dat tegenwicht. Heel vaderlijk ging hij zitten naast mijn bed en sprak met grote waarderende woorden over moederschap. Hij zag hoe zwaar de borstvoeding was en hoe onrust mij wakker hield. Daarom stelde hij een ritueel voor. We zouden de volgende dag de avond afsluiten met een ontspannend glaasje bruin bier. ‘Ook nog goed voor het zog’ grapte hij. Daarnaast instrueerde hij mij om me te richten op de dagvullende taken en handelingen van het moederschap: luiers verschonen, voeden en bedrust. En, de belangrijkste boodschap, ‘dan zal het goed komen, de komende dagen’.
Met die boodschappen ben ik de twee à drie dagen erna door een vallei van vreemde en soms enge waarnemingen gelopen. Eén nacht kon ik de verleiding niet weerstaan om eventjes het pad in te slaan waarlangs ik de inzichten kon vinden van de derde psychose. Een pad dat in normale doen niet toegankelijk is maar zich nu in volle glorie voor mij uitstrekte. Het ene na het andere inzicht kwam terug in mijn herinnering. Als ik me zou omdraaien, zou ik de inzichten de volgende dag weer vergeten zijn, wist ik. De verleiding was groot, maar ik herinnerde mezelf aan mijn belofte aan mijzelf om het praktische pad te bewandelen en dus draaide ik me om en verliet ik het pad-vol-inzichten. Dat alles was één nacht. Eén nacht heb ik wakker gelegen en doolde ik in een vallei van half dromen, half waken.
De volgende dag hingen er nog restjes betekenisvolheid in de lucht. Mijn man herinnerde mij echter aan de alledaagse handelingen. En het ritme van de dag deed de nachtelijke Aha-beleving naar de achtergrond verdwijnen. De dagelijkse handelingen maakte het onmogelijk me te richten op die restjes betekenisvolheid. Gelukkig maar. Gesteund door mijn man en kraamverzorgster rolde ik van de ene taak naar de andere.
We maakten voor het eerst een wandeling buiten, iets wat we van de psychiater dagelijks moesten doen. Om mij heen zag ik vervormde gezichten. Ik probeerde het gewoon te laten ‘zijn’, hoewel de aanblik me erg onrustig maakte. Ondertussen luisterde ik naar mijn man, die zoals zo vaak de omgeving aan het aanwijzen was. Hij wees mij op bijzondere auto’s, rare bomen en meer. Dat hielp, dat maakte me rustig. Deze rusteloze en open staat van zijn heeft een paar dagen aangehouden.
Het weghouden van een angstige sfeer was niet altijd eenvoudig. Eenmaal had mijn man het bijna te zwaar. Op een avond stapte ik vanuit het donker slaapdronken de woonkamer in. De lampen stonden fel aan, de afzuiging loeide, de televisie stond luid en de kamer was gevuld met de geur van rode kool. Met verbazing observeerde ik wat zich aan mij voordeed. De kat keek mij vragend aan met ongebruikelijk grote ogen. Het scherm toonde een pratend hoofd, maar zoals bij een haperende Zoom-sessie vertraagde het beeld om zichzelf daarna versneld weer te herstellen. De kamer baadde in een intense gloed met een surrealistische kleur. Licht in mijn hoofd waggelde ik naar de eettafel en vertelde mijn man over mijn waarnemingen. Hij probeerde niet te laten merken dat hij schrok.
We maakte er een feestelijke maaltijd van en luidden met goede moed de nacht in. Met bruin bier dus. Er was ritme die dagen, en de hallucinaties ebden ongemerkt weg. De worsteling om borstvoeding gaande te houden loste zichzelf op, aangezien de melktoevoer vanzelf stopte na anderhalve week. Ik heb daar flink om gehuild en ben goed gesteund hierin. Pas rond die tijd viel het me op dat de hallucinaties weg waren. Nu mijn zoontje volledig op flesvoeding over was, was de geur van zijn ontlasting zodanig veranderd dat ik deze kon identificeren als een geur-los-van-mijzelf. Met het niet meer synchroon lopen van onze spijsverteringsprocessen, ervoer ik ook duidelijkere grenzen. Vanaf toen was ik steeds een beetje beter in staat om mijn cocon te verlaten de deur uit te gaan.
Ik vond de kraamtijd erg intens en had behoefte om anderen te vinden met soortgelijke ervaringen. Ik miste echter een vocabulaire. De horror van de ‘kraambedpsychose’ had ik niet gekend, maar het lukte me ook niet om losjes over de ‘hallucinaties’ te praten omdat ik bang was alsnog voor gek uitgemaakt te worden. Al voor de kraamtijd had ik al ervaren dat niet alle bijzondere waarneming angstaanjagend hoeft te zijn. Het was mogelijk om hallucinaties te ervaren zonder wanen. De kraamtijd bevestigde voor mij dat een veranderde waarneming niet ziekelijk hoeft te zijn. Ik ging op zoek naar andere termen.
Meer dan eens was ik in verwarring over de bron van een waarneming. Het geluid dat in de lucht hing, De babypoepgeur die van mijzelf afkomstig leek te zijn, etc. Het schuiven van de grens tussen ‘eigen’ en ‘vreemd’ lijkt hieraan ten grondslag te liggen, waarbij de baby een grote rol speelde. In de kraamtijd was het meestal onduidelijk of het begin van dit soort sensaties te vinden was in mijzelf, of in de baby. Telkens als ik dacht vat te hebben op mijn situatie in de kraamtijd, veranderde deze weer. Dat klinkt als extra onrust, maar het had een voordeel.
Het sociale landschap voorafgaand aan de drie psychoses ervoer ik destijds als statisch en onwrikbaar. Er was geen perspectief en de onrust over aura’s en andere veranderde waarnemingen werd steeds intenser. Wanen gaven rust en hadden vrij spel om zich te ontvouwen. In mijn constant veranderende kraamtijdsituatie echter hadden statische wanen geen kans om op te bouwen.
Op zoek naar andere verklaringsmodellen kwam bij ik synesthesie; een afwijkende vorm van waarneming waarbij één of meerdere zintuigen ongewild resoneren met andere zintuigen. Een fenomeen dat vaak voorkomt onder kunstenaars. De vibrerende luchten van Vincent van Gogh zouden bijvoorbeeld toe te wijzen zijn aan een vorm van synesthesie. Ook synesthesie kan overweldigend zijn. Zoals op dit schilderij van Munch kan de buitenwereld dan bijvoorbeeld schreeuwend op de kunstenaar af komen zonder dat anderen geschreeuw horen. In dit voorbeeld blijft het echter de externe visuele buitenwereld die de externe auditieve buitenwereld beïnvloedt. Het fundament van de binnenwereld zou daarbij niet wankelen. Het blijft duidelijk wat ‘eigen’ is en wat ‘vreemd’ is. Ik heb jaren overwogen dat dit het onderscheid zou maken tussen een synesthetische ervaring en een hallucinatie. Als er in de resonerende waarneming duidelijk iets van de binnenwereld is dat mede vormgeeft aan de ongewilde zintuigelijke input, dan zou je het een hallucinatie kunnen noemen had ik ooit bedacht voordat ik moeder werd. Die grens tussen ‘eigen’ en ‘vreemd’ was namelijk voor mij echter geen strakke grens tijdens zwangerschap, bevalling en kraamtijd. Als een hallucinatie een combinatie zou zijn van synesthesie en inmenging van de binnenwereld dan zouden veel gezonde synesthetische bevallende en kramende vrouwen hallucinaties ervaren denk ik. Dat is de reden waarom de neurologische concepten synesthesie en hallucinatie voor mij niet werken.
Uiteindelijk kwam ik uit bij de Duitse filosoof Hermann Schmitz (1928-2021) en zijn neo-fenomenologische benadering. Bij Schmitz vond ik het concept ‘atmosfeer’ waarmee ik beter uit de voeten kon. Hij gebruikt de term synesthesie ook, maar definieerde het heel anders dan wat onder neurologen gebruikelijk is. Gianni Francesetti bouwt verder op zijn werk. Volgens hem maakt synesthesie een wezenlijk onderdeel uit van alle ervaringen. Hij onderscheidt verschillende stadia in het proces van de totstandkoming van een ervaring. Elk waarnemen vangt aan met een atmosferisch waarnemen. Volgens hem ‘voel’ je dit atmosferisch waarnemen eerst, vooraleer je het kan benoemen. Schmitz claimt zelfs dat gevoelens geen ‘binnenwereld’ kwesties zijn! [3] Zijn beroemdste voorbeeld is dat van ‘paniek die uitbreekt’. Dat is een atmosferische aangelegenheid die niet duidelijk ofwel ‘eigen’ ofwel ‘vreemd’ voelt. Atmosferisch waarnemen gaat vooraf aan een ervaring van ‘eigen’ en ‘vreemd’. Pas later in de tijd valt het uiteen in wat iemand van binnen meent te voelen én van buiten meent ‘binnen’ te krijgen via de aparte zintuigen. Dan ontstaat een subject-objectonderscheid. De wereld dient zich volgens Schmitz dus niet bij aanvang aan in bijvoorbeeld losse beelden en geluiden.
Gianni Francesetti beschrijft bovenstaand proces uitvoerig en noemt het de ‘Gestalt analysis of perception’[4]. Hij benadrukt dat mensen in de ‘natural attitude’ (Husserl) niets meekrijgen van deze voorstadia. Daarentegen laat hij ook de mogelijkheid open dat je dit proces wél enigszins bewust zou kunnen ervaren. Je mag het dan volgens hem met recht een ‘altered state of consciousness’ noemen. Hij doopt deze toestand de ‘geboortetoestand van bewustzijn’. Francesetti’s analyse las ik als een feest van herkenning.
Hij relateert deze staat van zijn aan het voorstadium van een psychose door Fuchs naar voren te schuiven en diens verkenning van de ‘uncannyness’, het ‘unheimliche’ van deze toestand. In mijn geval zou mijn ervaring van de ‘ih’ klank overal om mij heen bijvoorbeeld het rationele principe van ‘toeval’ op losse schroeven kunnen hebben zetten, wat de wereld een vreemde betekenisvolle gloed had gegeven. Maar dat deed het niet. De ‘uncannyness’ kan namelijk enkel ontwikkelen vanuit de cognitieve dissonantie die voortvloeit uit het ongemak met irrationaliteit van de ervaring, van degene die deze beleeft, óf van omstanders. Gelukkig is er vaak begrip voor irrationaliteit in de kraamtijd. Zo ook bij mij. Ik benoemde droog mijn ervaringen, men knikte, en we gingen verder met de alledaagse handelingen. Dat laatste daar hebben mijn man en psychiater subtiel op aangestuurd. Het was onderdeel van het plan van mijn psychiater om mij met beide benen op de grond te laten blijven staan.
De fenomenologie van atmosferen biedt mij een denkkader waarbinnen er geen angst of mystiek hoeft te zijn tijdens een veranderde staat van bewustzijn. Soms leek de wereld zo indringend dat ik me van haar weg wilde keren, zeker tijdens de momenten van vervormde gezichten, andere keren vond ik haar echter zo fascinerend dat ik me moest bedwingen om niet het mystieke pad in te slaan zoals in die ene nacht.
Laten we terugkeren naar het onaffe schilderij dat al die tijd de achtergrond opvult. Mijn moeder ervoer dat de vrouw die zijn wilde uitbeelden niet zou uitkristalliseren door de nu zichtbare vormen op de normale manier verder te definiëren.
Daarom draaide ze het schilderij om.
De vrouw van de oorspronkelijke schildering (te zien in de rode cirkel) moest deze transformatie ondergaan om ruimte te maken voor het ontstaan van de vrouw zoals mijn moeder die voor ogen had. Achtergrond en voorgrond wisselden van plek. De wereld stond op zijn kop, maar als je goed kijkt dan zie je een Gestalt (gestalte) van een nieuwe vrouw in het midden van dit schilderij.
Ik denk dat het in mijn geval de kunst was om ‘het uit te houden’. Als er een geboortetoestand van bewustzijn is, dan kan er dus ook gewacht worden tot die geboorte compleet is en tot nieuwe goede en sterke vormen zijn verrezen uit het diffuse atmosferische beginstadium. Mijn nieuwe houding als moeder kon zich echter enkel uitkristalliseren bij de gratie van de aanwezigheid van de baby. In die zin depersonaliseerde ik niet, maar onderging een metamorfose (‘matrescence’, of ‘mamamorfose’). Door de sferische gevoeligheid in die dagen kon dat enkel in de juiste context. Daarom ben ik alle zorgverleners van die tijd ontzettend dankbaar. Ik heb een goede kraamtijd gehad.
De overtocht naar moederschap had nooit zo plaats kunnen hebben gevonden als ik de patient-protocollen van het ziekenhuis had gevolgd. Mijns inziens is de boodschap die ik in mijn zwangerschap kreeg dat ‘je een psychose toch wel ten koste van alles wil voorkomen?’ een ongebalanceerde boodschap die geen recht doet aan het helend vermogen van een goed begeleide matrescence.
[1] Zoals gebruikelijk is in Nederland kraamde ik thuis met een kraamverzorgster die twee weken vele uren aan huis heeft geholpen. En daarnáást kwam dagelijks ook nog een maatschappelijk werker, en tijdens de tweede kraamtijd een borstvoedingscoach.
[2] Dit soort verwarring zou ook plaats vinden tijdens de zwangerschap wanneer een zwangere geconfronteerd wordt met ‘misselijkheid/walging’ (nausea). Voor de rol van nausea in de fenomenologie van zwangerschap, zie: Flakne, A. (2016). Nausea as interoceptive annunciation. J., Bornemark, N. Smith,(Eds.), Phenomenology of pregnancy, 103-118.
[3] Schmitz, H. (2015). Der Leib, der Raum und die Gefühle. Verlag Aesthesis. Voor een beschrijving op internet, zie bijvoorbeeld: Gefühle als Atmosphären (Hermann Schmitz) | Denkstil (bankstil.de)
[4] Francesetti, G. (2019). CHAPTER TWO A CLINICAL EXPLORATION OF ATMOSPHERES: TOWARDS A FIELDYBASED CLINICAL PRACTICE GIANNI FRANCESETTI. Psychopathology and Atmospheres: Neither Inside nor Outside, page 40. Alle overige referenties aan Francesetti zijn eveneens gebaseerd op dit artikel (p35-68).